00. INTRO 01. LOVE YOU ALL 02. AT LONG LAST 03. DON’T GIVE 04. EVERYTHING 05. FORGET ABOUT JESUS 06. FINE DAY COMING 07. THE PRICE 08. SMILE MY FRIEND 09. SONG SEVEN 10. KINDA STONED 11. WHAT I ALWAYS WANTED 12. DOWN 13. THINK ABOUT THOSE DAYS 14. SUICIDE MACHINE 15. SUNSHINE EVERYDAY
“Life is like a box of chocolates, you never know what you’re going to get” liet Forrest Gump weten in de gelijknamige prent. Een dijk van een oneliner. Zij het eentje in twee brokken. Expect the unexpected, maar dan mooier verwoord.
Exact hetzelfde gevoel overviel ons toen het bericht binnenwaaide dat de Californische band Swell na 15 jaar radiostilte vanonder het stof wordt gehaald. Voor een ultieme Europese tour. Opgevat als een eresaluut aan David Freel. De enigmatische singer-songwriter en frontman van de band. Vorig jaar even plots als onverwacht overleden.
Swell werd in 1989 in San Francisco door hem en drummer Sean Kirkpatrick in de steigers gezet. Met meer ambities dan mogelijkheden. Wars van de rages van het moment – grunge, rapmetal en Madchester waren niet aan het duo besteed – werd in de daarop volgende jaren een eigen, herkenbaar ambient geluid gecreëerd.
Niet altijd een bewuste keuze want ook het resultaat van werken met beperkte middelen. Aanvankelijk weinig benul hebben van opnametechniek deed de rest. Veel vallen en weer opstaan dus, maar de output klonk wonderlijk goed. Freel werd omwille van die onorthodoxe DIY-aanpak wel eens ‘the godfather of lo-fi’ genoemd. Iets waar hij steeds smakelijk om kon lachen. Hij was vooral zichzelf.
De muziek van Swell combineerde het beste van postpunk, psychedelica, folk en filmscores tegen een achtergrond van mysterieuze geluiden. Klonk meestal eenvoudig. Maar nooit simpel. Bedrieglijk eenvoudig dus. Het bandgeluid liet echo’s horen van fors uiteenlopende invloeden. Alles van Joy Divison over Pink Floyd en Bowie tot en met Morricone. Daardoor moeilijk te catalogeren of te vergelijken met andere bands. Het niet-in-een-vakje-passen (willen passen) heeft de band tot het eind fors parten gespeeld. Hoe promoot je ook een eigenzinnige band die geen etiket verdraagt?
Wat er ook an zij; met de eerste drie langspelers (‘Swell’, ‘…Well’ & ‘41’) oogstten Freel & co onveranderlijk jubel-reviews. Ze behoren tot het beste dat de groep produceerde in de 20 jaar van bestaan. En verdienen een plaats in iedere platenkast.
Daartoe bleef het niet beperkt want Swell bracht in totaal acht albums uit, naast twee compilaties, een groot aantal singles, e.p.’s, mini-albums etc. Vanzelfsprekend op verschillende labels langs weerszijden van de oceaan, w.o. het eigen ‘pSycho-SPecific’ label. De discografie mag een onoverzichtelijk zootje heten.
Commercieel succes bleef grotendeels uit ondanks de deal met major American (Rick Rubin), intensief toeren en de passages bij meerdere radiostations, MTV, de Franse en Spaanse (nationale) televisie enz. De sessie bij de legendarische John Peel zouden we haast vergeten.
De band had een kleine maar hardnekkige fanbase in Europa. In de Humo-gids voor het Pukkelpop Festival (editie 1998) werd het pijnlijk accuraat omschreven als volgt: “Swell,…één van die ensembles die er in elk beschaafd land vijftig trouwe fans op na houden en zich daarmee tevreden moeten stellen”. Beter kon het onmogelijk verwoord worden.
In België was de band twee maal aan het werk op Pukkelpop -organisator Chokri was een fan- en verder op Rock Herk, het Dour Festival en op het Cactus Festival. In het clubcircuit werd meermaals opgetreden in Botanique. Op de één of andere manier was de band enkele jaren bijzonder populair in Frankrijk. Het contrast met het gebrek aan succes en erkenning in de US kon niet groter zijn als daar. Voor iedere Amerikaanse fan had de band 100 Franse fans zo leek het wel.
Eind jaren ’90 was het vet van de soep. De beoogde grote doorbraak bleef uit en Swell vervelde langzaam maar zeker tot het solo-project van David Freel die even excentriek als koppig zijn eigen koers bleef varen. Muzikaal schoof hij met de jaren steeds verder op in de richting van donkere folk.
Tot 2008 bleef hij actief onder onder de naam Swell. Vervolgens onder de naam Be My Weapon. Met inbegrip van bizarre samples en andere gekke geluiden. Greasy, het sterk experimentele laatste album, werd in 2014 uitgegeven. Freel liet zich vervolgens niet meer zien in studio’s of op podia en gooide zich fulltime op ‘Vynil On Demand’. Een platenzaak die hij met zijn partner Jen uitbaatte tot het noodlot vorig voorjaar toesloeg.
Voor de aankomende tribute tour troepen alle oudgedienden voor een laatste keer samen op aansturen van drummer Sean Kirkpatrick. Ook van de partij: John Dettman (gitaar), Niko Wenner (gitaar & keys) en Monte Vallier (bass). John Dettman die de band al 30 jaar geleden verliet, neemt de vocals voor zijn rekening.
Swell staat met Pasen (9 april) op de planken in Brussel, in Botanique. Meteen ook het eerste concert van de twee weken durende tour. Een rondreis die uw dienaar, last fan standing, van zeer nabij zal meemaken. Nooit roadies en stage hands te veel bij dergelijke ondernemingen. Vandaar.
Na de Botanique volgen nog drie shows in Duitsland, zes in Frankrijk, één in Nederland (Maastricht) en één in Spanje waar de stekker finaal uit Swell getrokken wordt. Voor wie er nergens bij kan zijn nog dit: de platen blijven zoveel jaar na release kei-hard de moeite.
David Freel, singer-songwriter en vooral bekend als frontman van de indierock band Swell, is niet meer. Een haperend hart deed hem op 12 april aan de andere kant belanden. Het nieuws werd met een kleine week vertraging gemeld door zijn naasten. Dat kwam bij ondergetekende binnen met een hevige schok. Een vriend verliezen went nooit. Zeker als het om een ‘once in a lifetime’- persoon gaat.
Freel, voluit: David Wendell Freel (1958), was een complex maar intrigerend persoon. Groeide op in Stanford, California maar verkaste al snel naar San Francisco. De metropool waar hij het grootste deel van zijn turbulente leven doorbracht in de Bay Area. Begiftigd met een groot muzikaal talent en een net zo grote koppigheid om muziek te maken. Zijn muziek.
Dat lukte. Met vallen en opstaan. En met lak aan alles wat niet naar zijn zin was. Enkel en alleen schatplichtig aan zichzelf dus. 100% autodidact bovendien want geen muzikale achtergrond, geen scholing. DIY van de zuiverste soort. Freel koppelde een leven lang een zekere ‘hippie – je m’en fou’ aan punk attitude. De fundamenten van een grillige carrière en de bouwstenen van een eigen, mysterieus klinkende ambient sound. Bijgestaan door Monte Vallier op bas en de geniale Sean Kirkpatrick op drums.
Een sound die zijn oorsprong ook vond in de vele financiële (en technische) beperkingen waarmee Swell aanvankelijk kampte. Geldgebrek was lange tijd een pijnlijke constante. Freel & co hadden in die eerste jaren maar net genoeg om niet te verhongeren. De eerste twee bandalbums waren dan ook no budget releases.
Zo bedroeg de globale kost voor de opnames van het tweede album (…Well?), uitgegeven op het eigen Psycho-Specific label, welgeteld 900$. Zelfs in die tijd was dat ridicuul weinig. Freel werd daarom wel eens de godfather van de ‘Lo Fi’ genoemd. En kon daar smakelijk om lachen. Later toch.
Swell creëerde een eigen, curieus muzikaal universum en bewoog zich voort ver weg van platgetreden paden, bekende stijlfiguren en alles wat modieus was. Freel had een uitgesproken hekel aan stereotypes en mediocriteit. En aan grunge. Wat soms leidde tot geanimeerde discussies met deze jongen, verhangen aan bands als Mudhoney en Helmet. Om Nirvana niet te vermelden.
Anyway: no compromises. Swell stond voor melodie, onverwachte wendingen, vreemde effecten en dito achtergrondgeluiden naast fluisterstille passages. Altijd eenvoudig, nooit simpel en nog minder voorspelbaar. Wat de band produceerde kwam steevast subtiel, warm en mysterieus binnen. De voorhamer hanteren is voor bouwvakkers.
Belangrijkste invloeden waren postpunk, psychedelica, country, filmscores en folkrock. Freel en zijn kompanen hielden zowel van Killing Joke als van Pink Floyd, net zo goed van The Everly Brothers als van Talking Heads en Public Image. Authenticiteit voorop.
Het unieke bandgeluid viel moeilijk te catalogeren en/of te vergelijken met andere bands. Dat bleek al snel geen concurrentieel voordeel. Dat in combinatie met enkele bad moves, brute pech met een platenfirma op een cruciaal moment én het onbuigzame karakter van de frontman verklaarden het gebrek aan (groot) commercieel succes. En een surrealistische aaneenschakeling van net-niet-momenten.
Swell bracht in totaal acht albums uit. Naast een rist singles, ep’s en mini – albums. De volledige discografie is complexer dan het controlepaneel van een kerncentrale. Het magistrale drieluik ‘Swell – …Well? – 41’, de eerste drie bandalbums, zou in geen enkele platenkast mogen ontbreken. Vooral het tweede album mag verbluffend heten en is 30 jaar na datum nog niks gedateerd.
Na de miserie met het vierde album én het floppen van de ‘geplande’ internationale doorbraak met het vijfde album (‘For All The Beautiful People’, Beggars/1998) werd de band hoe langer hoe meer het solo-project van Freel. In leven gehouden door hem, de positieve pers en een hardnekkige groep van fans. Die fans hielden zich hoofdzakelijk in Frankrijk, Nederland en België op. Swell en Freel: geen sant in eigen land, nooit geweest.
In oktober en november 2008 werd voor een laatste maal onder de naam Swell getourd in Europa. De allerlaatste show ging door in Heist-Op-Den-Berg. Voor een 50-tal toehoorders. Het contrast met de druk bijgewoonde concerten in de 90’s was groot. Freel’s allerlaatste publieke optreden een jaar later – zijn eerste en meteen ook laatste solo show – ging door in een Brussels café (2009, Chaff).
Swell en Freel hadden een sterke band met België. Veel optredens in dit tochtgat aan de Noordzee. Met dank aan booker Peter Verstraelen (Foundation/Rock Werchter/PV Agency) die het merendeel van die shows voor zijn rekening nam. De band stond in België voor het eerst op een podium in Gent (Democrazy). Later ook in Antwerpen, in Luik, twee maal op Pukkelpop, op het Dour Festival, op Rock Herk, op het Cactus Festival en meermaals in Brussel (AB, Botanique…). Het lijstje is niet volledig.
In maart 2009 bracht Freel onder de naam ‘Be My Weapon’ een eerste album (‘March 2009’) uit op zijn eigen label. Om later dat jaar de opnames af te ronden voor een solo-album onder de naam ‘Wendell Davis’. Beide albums baden in een uitgesproken donker-melancholische sfeer. ‘Dark folkrock’ volgens de maestro. Beide releases hadden enkele sterke nummers aan boord, kregen applaus van de vakjury, maar ook weinig meer dan dat. De enige Europese tour van Be My Weapon kende weinig belangstelling.
Het tweede en laatste album van ‘Be My Weapon’ kwam uit in januari 2014. ‘Greasy!!’ was een moeilijke want sterk experimentele plaat die volkomen onder de radar bleef en niet ondersteund werd met een promo tour.
De laatste stuiptrekking kwam er eind 2015 aan met het opmerkelijke nieuws dat Swell in de originele bezetting – Freel, Vallier & Kirkpatrick – weer in de studio werd gesignaleerd. Ruim 15 jaar na de laatste samenwerking. Met de ambitie om een single op te nemen én te touren in Europa in de zomer van 2016, in diezelfde originele bezetting. Plannen die op het allerlaatste moment in het water vielen. Waarom is nog steeds onduidelijk. Het onvoorspelbare dat rond Freel en Swell hing werd daarmee nog eens bevestigd. Sindsdien niets dan radiostilte. Tot vorige week.
Freel overleed in Portland, Oregon. Hij laat zijn partner Jen na waarmee hij zijn laatste levensjaren doorbracht en de online shop ‘Vinyl-on-demand’ runde. Zijn muzikale nalatenschap is impressionant en blijft meer dan de moeite waard.
MONTE VALLIER
His demons did not get the best of him. The fragility of his human heart stopped him. David was becoming the man he always aspired to be. He had plans for the future including some new musical ventures. He leaves behind a family of friends, a fiancée, and a legion of people who loved him that he had never met.
We will miss this man. Rest in peace, David.
David W Freel January 31, 1958 – April 12, 2022
GET HIGH
We’re gonna take a vow, we’re gonna leave this place together Aching to find where the tulips cry on and on and on again I still get high We’re gonna take a vow, we’re gonna leave this place forever Aching to find where the tulips cry on and on and on again I still get high.